Dat woord alleen al: hekelaar.
Het steekt net als een mene tekel.
Aan niets heb ik zo’n pokkenhekel
dan aan een gisper, zeveraar.
Hij teert slechts op wat anderen doen.
Die fielterige parasiet
is erger dan een persmuskiet:
zijn levensgal kent geen fatsoen.
Geboren als een aterling
werd hij een volbloed querulant.
Zijn ongenuanceerd verstand
wil enkel zelfbevrediging
waardoor alleen hijzelf geniet.
Zo blijft hij groot, die zielenpiet –
Inge Boulonois