Alles heeft een echo, alles – althans daar begint het
allemaal mee vandaag, deze degelijke fabel. Olijk
nietwaar? Nog lijkt er niets aan de hand daar
in dat verre land der lemmingen. Niemand die ergens
iets van zegt, dus de lemmingen verlustigen zich rustig
in de zon – biologisch allang weerlegd natuurlijk,
maar het klinkt verdomde lekker zo, die lanterfantende
lemmingen. Daar komt vanuit het blote niets
een lawaaipapegaai aangevlogen: type grote snavel,
kop met kuif (niet kaal – RvG), keurig in de veren.
Lemming – lemming, zegt hij en strijkt neer,
lemming – lemming, zegt hij weer. Hij heeft het maar
van horen zeggen, en doet conform zijn eigen ik
niets anders dan pro forma reproduceren van het laatste
bijgeleerde. En de lemmingen voelen zich lekker
aangesproken, roepen: meer – meer. Niet eerder was er
zo’n vogel die zoiets zo doeltreffend zei. Dus met
iedere lemming – lemming, komt er weer een lemming
bij. Lemma’s lemmingen drommen rondom de papegaai.
Eenparig, eendrachtig, eenvormig, eender, zoals
lemming en lemming eender zijn, en eendere genen eender.
Lawaaipapegaai, probeert er nog een die anders is;
een verspreking wellicht, of haperende lettergrepen.
Hij wordt terechtgewezen door de menigte, tot in het ravijn.
Lemming – lemming, klinkt het nog n-a-a-a-a. Het loopt uit
de hand. Hier helpt geen Fleming meer, geen Vlaming zelfs,
nochtans beterder (sic!) in taal. Er is geen woord hoger honing bij,
eerder kakofonieën langs de laagwei – gekloonde metaforen.
De lemmingen lemmen door als in een larmoyant koor,
terwijl de lawaaipapegaai lemmert tot het lemieren
van de dag. Dan is ook het woordenboek op. En op
vliegt de lawaaipapegaai en laat een mentale oplawaai
waaien over het leger nu compleet verweesde lemmingen.
Lemming, prevelt een lemming nog wat hees. En zet zich
enigszins bedremmeld in beweging. Een zelfgenererend
procédé, een processie zonder weerga, zodat de ene na
de andere lemming meebeweegt. Zij stamelen in eendere
stemming: lemming – lemming, en gaan hun voorganger na.
Rond het ravijn klinken de klanken nog verfijnder, daar
beneden horen zij talloze engelen lemming – lemming zingen.
De lemmingen dremmen door tot over de rand, verdrinken in
de opgeroepen deining van de zee, verminderen zienderogen.
En de lawaaipapegaai? Die doet niet meer mee, is allang
weer opgetogen van een volgend woord. Mensenkinderen!
Ruben van Gogh
Toelichting:
Gedicht uit Klein Oera Linda (Contact, 2006). Ruben van Gogh schreef het vóór 2003. Een tamelijk profetisch gedicht over de opkomst van het nieuwe populisme.