oproerkraaiers heb ik lief, dwarsdenkers,
drakendoders, de zij die zeggen ‘nee’
handen af van het speelveld
handen af van mijn keel
ik zing
een dichter die gezeten in de hoek
van een wagon, mondkap voor, duim op
met de pret in de ogen
en de pet in de hand
om aandacht vraagt
heeft van de holocaust geen sikkepit
begrepen – gaat heen, po… euh, proleet, en schaam je zeer
zeerovers, plofkrakers, kruimeldieven
en bovenal de hoeren
heb ik lief
de schoonheid ook
heffend het vaandel
rood
aan het roer van de horden
indachtig het kind
richting vrijheid
toujours
maar dood aan de dichters
die zich het woord laten ontnemen
zwijg
Reinier de Rooie
Toelichting: Uit de bundel-in-wording ‘Klanken van krijgsgehuil’.