Er was eens een boer met een práchtalias
Die schreef hij op deur, glas, of op zijn lamellen
en, jammer, helaas, ging hij nooit aan het gas:
Bas Boekelo—één van zijn morsigste vellen
(zijn vrouw) geven wij ‘t pseudoniem ‘Lieve Ellen’.
Zij leefden als oudjes, maar zíj was nog kras
met tieten langwerpig als twee frikadellen,
dat past nu precies bij een kerel als Bas.
Want hij is bolrond en draagt brillendik glas
om slimmer te ogen—toch kan hij niet tellen
(dat heeft ooit zijn juffrouw gemerkt in de klas
nadat zij verzocht had om “schapen” te spellen).
En op ’t Vrije Vers is hij één der rebellen
(een snijboon gedijt immers ‘t best in een kas)
die zout- en talentloos met taal kokkerellen:
dat past nu precies bij een kerel als Bas.
Gaat hij naar hoeren, dan draagt hij geen jas,
maar hult mismaakt lijf in pyjama’s (flanellen),
daarin is het oudje het meest in zijn sas
ja, en in zijn zeug. Nee, zijn varkens, niet Ellen:
want háár vagijn doet zijn geslacht niet meer zwellen.
Soms ligt hij wat uitgeteld, lelijk in ’t gras
dan heeft hij cloaca’s van kipjes doen kwellen
dat past nu precies bij een kerel als Bas.
Oh, misbaksel uit weerzinwekkende cellen,
gij boertje wiens domheid nog nimmer genas,
een ui blijft een ui—je kunt urenlang pellen…
maar dit past precies bij een kerel als Bas.
Ditmar Bakker