De lucht van drooggevallen slibmoerassen,
van rotte vis in bekkens bij de zee,
van Tiburs walgelijke zwavelgassen,
van geile bokken tussen bronstig vee,
van zweetvoeten die komen aangestrompeld,
van veteranenschoeisel dat niet past,
van purperstof die tweemaal is gedompeld,
van ’t open keelgat van een jood die vast,
van muffe schimmel en verwelkte bloesem,
van mesthoop, vossenhol of addernest,
van ranse smeersels uit Sabijnse droesem,
van olielampen walmend als de pest:
al deze lucht, Bassa, ruikt zwak en flauw
in vergelijking met de lucht van jou!
Martialis
vertaling Frans van Dooren